Prachtig interieur (1e–2e eeuw)
Zoals alle grote Romeinse luxevilla’s had ook Villa Borg
een zaal, die niet alleen diende als woonruimte voor de landheer,
maar ook als een soort van zelfexpressie aan de bezoekers.
In de eerste gebruiksfase tijdens de 1e en 2e eeuw had de ontvangstzaal een prachtig interieur.
Net als in Perl-Nennig een paar kilometer verder
was de vloer bedekt met een grootschalig mozaïek,
waarvan slechts duizenden individuele steentjes overblijven.
Verval en verduistering (3e eeuw)
Rond het begin van de 3e eeuw verzakte de ondervloer.
Maar in plaats van het daardoor vernietigde mozaïek te herstellen,
bedekte een laag as de afbrokkelende vloer.
Daarop werd een eenvoudige vloer van aangestampt leem gelegd
en in het midden kwam er zelfs een open haard.
Daarna volgde nog een aslaag en een nieuwe leemvloer.
De talloze assen laten aanvankelijk een brandramp vermoeden.
Maar aangezien de lagen echter vlak en heel gelijkmatig waren en de meeste vondsten zelfs geen sporen van brand vertoonden,
kunnen de assen ook opzettelijk verwerkt zijn.
Ze moesten in dat geval opstijgend bodemvocht bestrijden,
dat afkomstig was van het grondwaterpeil dat nu nog steeds te hoog is.
Blijkbaar kenden de maatregelen in Borg echter niet veel succes
en werd de kamer aanvankelijk niet meer gebruikt.
Nieuwe bloeiperiode (4e eeuw)
Later kreeg de kamer opnieuw een opgehoogde dekvloer
en een groot, achthoekig waterbassen in het midden van de kamer.
De uitbreiding gebeurde ongeveer in het begin van de 4e eeuw,
toen veel villa’s in de omgeving van Trier een nieuwe bloeiperiode kenden.