Architectuur

Het dak

Een Romeins pannendak bestond uit twee pannensoorten:
de platte pannen (tegula) en de ronde pannen (imbrex).
De ronde pannen lagen bovenop de stootvoegen van de platte pannen zodat er geen water onder de pannen kon komen.
Het einde van de onderste pannenrij, de dakrand, werd gevormd met een vastgemetste ronde pan of, zeldzaam, met een derde soort pan, de antefixen (antefixus).
Dit type Romeinse dakbedekking wordt als typisch beschouwd en is veelvuldig bewezen, ook voor Villa Borg.

 

De muren

Vitselstekmuren zijn al bekend sinds het stenen tijdperk en zijn in Borg bewezen voor de Keltische voorgangerhof.
In een raamwerk van houten vitsen zit een vlechtwerk van twijgen, dat met een mengsel van leem en stro wordt ingesmeerd.
Zodra de leem was gedroogd, kon hij worden beschilderd.

De Romeinse stenen muren in Borg bestonden uit twee schalen, de ruimte ertussen was gevuld met steentjes en puin.
De mortel stabiliseerde de hele constructie.

Aan de buitenkant kon de muur worden bepleisterd en over het hele oppervlak worden beschilderd of met een eenvoudige voeglijn worden versierd:
Lijnen die in het pleisterwerk werden gekrast en deels rood werden geschilderd, leken optisch gezien op een uniform metselwerk.
Aan de binnenkant waren de muren bepleisterd en vaak kleurrijk beschilderd.
Het schilderwerk gebeurde op het nog verse, vochtige pleisterwerk, waardoor de kleurrijke muurschilderingen langer bewaard bleven.
Dit type muurschildering wordt tegenwoordig een fresco genoemd, naar het Italiaanse woord “fresco” (vers).

Skip to content